Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | allegoriserend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | geallegoriseerd |
Art/Gattung | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | allegoriseer | allegoriseert | allegoriseert | allegoriseren | allegoriseren | allegoriseren |
Imperfect | allegoriseerde | allegoriseerde | allegoriseerde | allegoriseerden | allegoriseerden | allegoriseerden |
Toekomende tijd I | zal allegoriseren | zult allegoriseren | zal allegoriseren | zullen allegoriseren | zullen allegoriseren | zullen allegoriseren |
Conditionalis I | zou allegoriseren | zou allegoriseren | zou allegoriseren | zouden allegoriseren | zouden allegoriseren | zouden allegoriseren |
Perfectum | heb geallegoriseerd | hebt geallegoriseerd | heeft geallegoriseerd | hebben geallegoriseerd | hebben geallegoriseerd | hebben geallegoriseerd |
Voltooid verleden tijd | had geallegoriseerd | had geallegoriseerd | had geallegoriseerd | hadden geallegoriseerd | hadden geallegoriseerd | hadden geallegoriseerd |
Toekomende tijd II | zal geallegoriseerd hebben | zult geallegoriseerd hebben | zal geallegoriseerd hebben | zullen geallegoriseerd hebben | zullen geallegoriseerd hebben | zullen geallegoriseerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben geallegoriseerd | zou hebben geallegoriseerd | zou hebben geallegoriseerd | zouden hebben geallegoriseerd | zouden hebben geallegoriseerd | zouden hebben geallegoriseerd |
Imperatief | - | allegoriseer | - | - | allegoriseert | - |
Verben ähnlich wie allegoriseren
Konjugierte Verben vor und nach allegoriseren
Mehr Handlungen für allegoriseren