Gesamte Verbformen: 50
Imperative und Partizipien |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | aanzwevend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | aangezweefd |
Art/Gattung | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | zweef aan | zweeft aan | zweeft aan | zweven aan | zweven aan | zweven aan |
Imperfect | zweefde aan | zweefde aan | zweefde aan | zweefden aan | zweefden aan | zweefden aan |
Toekomende tijd I | zal aanzweven | zult aanzweven | zal aanzweven | zullen aanzweven | zullen aanzweven | zullen aanzweven |
Conditionalis I | zou aanzweven | zou aanzweven | zou aanzweven | zouden aanzweven | zouden aanzweven | zouden aanzweven |
Perfectum | ben aangezweefd | bent aangezweefd | is aangezweefd | zijn aangezweefd | zijn aangezweefd | zijn aangezweefd |
Voltooid verleden tijd | was aangezweefd | was aangezweefd | was aangezweefd | waren aangezweefd | waren aangezweefd | waren aangezweefd |
Toekomende tijd II | zal aangezweefd zijn | zult aangezweefd zijn | zal aangezweefd zijn | zullen aangezweefd zijn | zullen aangezweefd zijn | zullen aangezweefd zijn |
Conditionalis II | zou zijn aangezweefd | zou zijn aangezweefd | zou zijn aangezweefd | zouden zijn aangezweefd | zouden zijn aangezweefd | zouden zijn aangezweefd |
Verben ähnlich wie aanzweven
Konjugierte Verben vor und nach aanzweven
Mehr Handlungen für aanzweven