Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | voorverkopend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | voorgeverkocht |
Art/Gattung | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | verkoop voor | verkoopt voor | verkoopt voor | verkopen voor | verkopen voor | verkopen voor |
Imperfect | verkocht voor | verkocht voor | verkocht voor | verkochten voor | verkochten voor | verkochten voor |
Toekomende tijd I | zal voorverkopen | zult voorverkopen | zal voorverkopen | zullen voorverkopen | zullen voorverkopen | zullen voorverkopen |
Conditionalis I | zou voorverkopen | zou voorverkopen | zou voorverkopen | zouden voorverkopen | zouden voorverkopen | zouden voorverkopen |
Perfectum | heb voorgeverkocht | hebt voorgeverkocht | heeft voorgeverkocht | hebben voorgeverkocht | hebben voorgeverkocht | hebben voorgeverkocht |
Voltooid verleden tijd | had voorgeverkocht | had voorgeverkocht | had voorgeverkocht | hadden voorgeverkocht | hadden voorgeverkocht | hadden voorgeverkocht |
Toekomende tijd II | zal voorgeverkocht hebben | zult voorgeverkocht hebben | zal voorgeverkocht hebben | zullen voorgeverkocht hebben | zullen voorgeverkocht hebben | zullen voorgeverkocht hebben |
Conditionalis II | zou hebben voorgeverkocht | zou hebben voorgeverkocht | zou hebben voorgeverkocht | zouden hebben voorgeverkocht | zouden hebben voorgeverkocht | zouden hebben voorgeverkocht |
Imperatief | - | verkoop voor | - | - | verkoopt voor | - |
Verben ähnlich wie voorverkopen
Konjugierte Verben vor und nach voorverkopen
Mehr Handlungen für voorverkopen