Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien
Tegenwoordig en verleden deelwoord verwetenschappelijkend
Tegenwoordig en verleden deelwoord verwetenschappelijkt
Art/Gattung ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens verwetenschappelijk verwetenschappelijkt verwetenschappelijkt verwetenschappelijken verwetenschappelijken verwetenschappelijken
Imperfect verwetenschappelijkte verwetenschappelijkte verwetenschappelijkte verwetenschappelijkten verwetenschappelijkten verwetenschappelijkten
Toekomende tijd I zal verwetenschappelijken zult verwetenschappelijken zal verwetenschappelijken zullen verwetenschappelijken zullen verwetenschappelijken zullen verwetenschappelijken
Conditionalis I zou verwetenschappelijken zou verwetenschappelijken zou verwetenschappelijken zouden verwetenschappelijken zouden verwetenschappelijken zouden verwetenschappelijken
Perfectum heb verwetenschappelijkt hebt verwetenschappelijkt heeft verwetenschappelijkt hebben verwetenschappelijkt hebben verwetenschappelijkt hebben verwetenschappelijkt
Voltooid verleden tijd had verwetenschappelijkt had verwetenschappelijkt had verwetenschappelijkt hadden verwetenschappelijkt hadden verwetenschappelijkt hadden verwetenschappelijkt
Toekomende tijd II zal verwetenschappelijkt hebben zult verwetenschappelijkt hebben zal verwetenschappelijkt hebben zullen verwetenschappelijkt hebben zullen verwetenschappelijkt hebben zullen verwetenschappelijkt hebben
Conditionalis II zou hebben verwetenschappelijkt zou hebben verwetenschappelijkt zou hebben verwetenschappelijkt zouden hebben verwetenschappelijkt zouden hebben verwetenschappelijkt zouden hebben verwetenschappelijkt
Imperatief - verwetenschappelijk - - verwetenschappelijkt -

Verben ähnlich wie verwetenschappelijken

Konjugierte Verben vor und nach verwetenschappelijken

« verwetenschappelijken »