Woxikon / Verben / Niederländisch / S / stuklezen

NL Niederländisch Konjugation von stuklezen

Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien
Tegenwoordig en verleden deelwoord stuklezend
Tegenwoordig en verleden deelwoord stukgelezen
Art/Gattung ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens lees stuk leest stuk leest stuk lezen stuk lezen stuk lezen stuk
Imperfect las stuk las stuk las stuk lazen stuk lazen stuk lazen stuk
Toekomende tijd I zal stuklezen zult stuklezen zal stuklezen zullen stuklezen zullen stuklezen zullen stuklezen
Conditionalis I zou stuklezen zou stuklezen zou stuklezen zouden stuklezen zouden stuklezen zouden stuklezen
Perfectum heb stukgelezen hebt stukgelezen heeft stukgelezen hebben stukgelezen hebben stukgelezen hebben stukgelezen
Voltooid verleden tijd had stukgelezen had stukgelezen had stukgelezen hadden stukgelezen hadden stukgelezen hadden stukgelezen
Toekomende tijd II zal stukgelezen hebben zult stukgelezen hebben zal stukgelezen hebben zullen stukgelezen hebben zullen stukgelezen hebben zullen stukgelezen hebben
Conditionalis II zou hebben stukgelezen zou hebben stukgelezen zou hebben stukgelezen zouden hebben stukgelezen zouden hebben stukgelezen zouden hebben stukgelezen
Imperatief - lees stuk - - leest stuk -

Verben ähnlich wie stuklezen

Konjugierte Verben vor und nach stuklezen

« stuklezen »

Mehr Handlungen für stuklezen