Woxikon / Verben / Niederländisch / K / kleunen

NL Niederländisch Konjugation von kleunen

Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien
Tegenwoordig en verleden deelwoord kleunend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gekleund
Art/Gattung ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens kleun kleunt kleunt kleunen kleunen kleunen
Imperfect kleunde kleunde kleunde kleunden kleunden kleunden
Toekomende tijd I zal kleunen zult kleunen zal kleunen zullen kleunen zullen kleunen zullen kleunen
Conditionalis I zou kleunen zou kleunen zou kleunen zouden kleunen zouden kleunen zouden kleunen
Perfectum heb gekleund hebt gekleund heeft gekleund hebben gekleund hebben gekleund hebben gekleund
Voltooid verleden tijd had gekleund had gekleund had gekleund hadden gekleund hadden gekleund hadden gekleund
Toekomende tijd II zal gekleund hebben zult gekleund hebben zal gekleund hebben zullen gekleund hebben zullen gekleund hebben zullen gekleund hebben
Conditionalis II zou hebben gekleund zou hebben gekleund zou hebben gekleund zouden hebben gekleund zouden hebben gekleund zouden hebben gekleund
Imperatief - kleun - - kleunt -

Verben ähnlich wie kleunen

Konjugierte Verben vor und nach kleunen

« kleunen »

Mehr Handlungen für kleunen