Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien
Tegenwoordig en verleden deelwoord atomizerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geatomizeerd
Art/Gattung ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens atomizeer atomizeert atomizeert atomizeren atomizeren atomizeren
Imperfect atomizeerde atomizeerde atomizeerde atomizeerden atomizeerden atomizeerden
Toekomende tijd I zal atomizeren zult atomizeren zal atomizeren zullen atomizeren zullen atomizeren zullen atomizeren
Conditionalis I zou atomizeren zou atomizeren zou atomizeren zouden atomizeren zouden atomizeren zouden atomizeren
Perfectum heb geatomizeerd hebt geatomizeerd heeft geatomizeerd hebben geatomizeerd hebben geatomizeerd hebben geatomizeerd
Voltooid verleden tijd had geatomizeerd had geatomizeerd had geatomizeerd hadden geatomizeerd hadden geatomizeerd hadden geatomizeerd
Toekomende tijd II zal geatomizeerd hebben zult geatomizeerd hebben zal geatomizeerd hebben zullen geatomizeerd hebben zullen geatomizeerd hebben zullen geatomizeerd hebben
Conditionalis II zou hebben geatomizeerd zou hebben geatomizeerd zou hebben geatomizeerd zouden hebben geatomizeerd zouden hebben geatomizeerd zouden hebben geatomizeerd
Imperatief - atomizeer - - atomizeert -

Verben ähnlich wie atomizeren

Konjugierte Verben vor und nach atomizeren

« atomizeren »