Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien
Tegenwoordig en verleden deelwoord tandenpoetsend
Tegenwoordig en verleden deelwoord tandengepoetst
Art/Gattung ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens poets tanden poetst tanden poetst tanden poetsen tanden poetsen tanden poetsen tanden
Imperfect poetste tanden poetste tanden poetste tanden poetsten tanden poetsten tanden poetsten tanden
Toekomende tijd I zal tandenpoetsen zult tandenpoetsen zal tandenpoetsen zullen tandenpoetsen zullen tandenpoetsen zullen tandenpoetsen
Conditionalis I zou tandenpoetsen zou tandenpoetsen zou tandenpoetsen zouden tandenpoetsen zouden tandenpoetsen zouden tandenpoetsen
Perfectum heb tandengepoetst hebt tandengepoetst heeft tandengepoetst hebben tandengepoetst hebben tandengepoetst hebben tandengepoetst
Voltooid verleden tijd had tandengepoetst had tandengepoetst had tandengepoetst hadden tandengepoetst hadden tandengepoetst hadden tandengepoetst
Toekomende tijd II zal tandengepoetst hebben zult tandengepoetst hebben zal tandengepoetst hebben zullen tandengepoetst hebben zullen tandengepoetst hebben zullen tandengepoetst hebben
Conditionalis II zou hebben tandengepoetst zou hebben tandengepoetst zou hebben tandengepoetst zouden hebben tandengepoetst zouden hebben tandengepoetst zouden hebben tandengepoetst
Imperatief - poets tanden - - poetst tanden -

Verben ähnlich wie tandenpoetsen

Konjugierte Verben vor und nach tandenpoetsen

« tandenpoetsen »