Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien
Tegenwoordig en verleden deelwoord evoluerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord geëvolueerd
Art/Gattung ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens evolueer evolueert evolueert evolueren evolueren evolueren
Imperfect evolueerde evolueerde evolueerde evolueerden evolueerden evolueerden
Toekomende tijd I zal evolueren zult evolueren zal evolueren zullen evolueren zullen evolueren zullen evolueren
Conditionalis I zou evolueren zou evolueren zou evolueren zouden evolueren zouden evolueren zouden evolueren
Perfectum heb geëvolueerd hebt geëvolueerd heeft geëvolueerd hebben geëvolueerd hebben geëvolueerd hebben geëvolueerd
Voltooid verleden tijd had geëvolueerd had geëvolueerd had geëvolueerd hadden geëvolueerd hadden geëvolueerd hadden geëvolueerd
Toekomende tijd II zal geëvolueerd hebben zult geëvolueerd hebben zal geëvolueerd hebben zullen geëvolueerd hebben zullen geëvolueerd hebben zullen geëvolueerd hebben
Conditionalis II zou hebben geëvolueerd zou hebben geëvolueerd zou hebben geëvolueerd zouden hebben geëvolueerd zouden hebben geëvolueerd zouden hebben geëvolueerd
Imperatief - evolueer - - evolueert -

Verben ähnlich wie evolueren

Konjugierte Verben vor und nach evolueren

« evolueren »