Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | eenendertigend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | geëenendertigd |
Art/Gattung | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | eenendertig | eenendertigt | eenendertigt | eenendertigen | eenendertigen | eenendertigen |
Imperfect | eenendertigde | eenendertigde | eenendertigde | eenendertigden | eenendertigden | eenendertigden |
Toekomende tijd I | zal eenendertigen | zult eenendertigen | zal eenendertigen | zullen eenendertigen | zullen eenendertigen | zullen eenendertigen |
Conditionalis I | zou eenendertigen | zou eenendertigen | zou eenendertigen | zouden eenendertigen | zouden eenendertigen | zouden eenendertigen |
Perfectum | heb geëenendertigd | hebt geëenendertigd | heeft geëenendertigd | hebben geëenendertigd | hebben geëenendertigd | hebben geëenendertigd |
Voltooid verleden tijd | had geëenendertigd | had geëenendertigd | had geëenendertigd | hadden geëenendertigd | hadden geëenendertigd | hadden geëenendertigd |
Toekomende tijd II | zal geëenendertigd hebben | zult geëenendertigd hebben | zal geëenendertigd hebben | zullen geëenendertigd hebben | zullen geëenendertigd hebben | zullen geëenendertigd hebben |
Conditionalis II | zou hebben geëenendertigd | zou hebben geëenendertigd | zou hebben geëenendertigd | zouden hebben geëenendertigd | zouden hebben geëenendertigd | zouden hebben geëenendertigd |
Imperatief | - | eenendertig | - | - | eenendertigt | - |
Verben ähnlich wie eenendertigen
Konjugierte Verben vor und nach eenendertigen
Mehr Handlungen für eenendertigen