Gesamte Verbformen: 18
Imperative und Partizipien
Tegenwoordig en verleden deelwoord binnenstomend
Tegenwoordig en verleden deelwoord binnengestoomd
Art/Gattung ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - stoomt binnen - - stomen binnen
Imperfect - - stoomde binnen - - stoomden binnen
Toekomende tijd I - - zal binnenstomen - - zult binnenstomen
Conditionalis I - - zal binnenstomen - - zullen binnenstomen
Perfectum - - is binnengestoomd - - zijn binnengestoomd
Voltooid verleden tijd - - was binnengestoomd - - waren binnengestoomd
Toekomende tijd II - - zal binnengestoomd zijn - - zult binnengestoomd zijn
Conditionalis II - - zal zijn binnengestoomd - - zullen zijn binnengestoomd

Verben ähnlich wie binnenstomen

Konjugierte Verben vor und nach binnenstomen