Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | avondmalend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | geavondmaald |
Art/Gattung | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | avondmaal | avondmaalt | avondmaalt | avondmalen | avondmalen | avondmalen |
Imperfect | avondmaalde | avondmaalde | avondmaalde | avondmaalden | avondmaalden | avondmaalden |
Toekomende tijd I | zal avondmalen | zult avondmalen | zal avondmalen | zullen avondmalen | zullen avondmalen | zullen avondmalen |
Conditionalis I | zou avondmalen | zou avondmalen | zou avondmalen | zouden avondmalen | zouden avondmalen | zouden avondmalen |
Perfectum | heb geavondmaald | hebt geavondmaald | heeft geavondmaald | hebben geavondmaald | hebben geavondmaald | hebben geavondmaald |
Voltooid verleden tijd | had geavondmaald | had geavondmaald | had geavondmaald | hadden geavondmaald | hadden geavondmaald | hadden geavondmaald |
Toekomende tijd II | zal geavondmaald hebben | zult geavondmaald hebben | zal geavondmaald hebben | zullen geavondmaald hebben | zullen geavondmaald hebben | zullen geavondmaald hebben |
Conditionalis II | zou hebben geavondmaald | zou hebben geavondmaald | zou hebben geavondmaald | zouden hebben geavondmaald | zouden hebben geavondmaald | zouden hebben geavondmaald |
Imperatief | - | avondmaal | - | - | avondmaalt | - |
Verben ähnlich wie avondmalen
Konjugierte Verben vor und nach avondmalen
Mehr Handlungen für avondmalen