Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien
Tegenwoordig en verleden deelwoord wegdromend
Tegenwoordig en verleden deelwoord weggedroomd
Art/Gattung ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens droom weg droomt weg droomt weg dromen weg dromen weg dromen weg
Imperfect droomde weg droomde weg droomde weg droomden weg droomden weg droomden weg
Toekomende tijd I zal wegdromen zult wegdromen zal wegdromen zullen wegdromen zullen wegdromen zullen wegdromen
Conditionalis I zou wegdromen zou wegdromen zou wegdromen zouden wegdromen zouden wegdromen zouden wegdromen
Perfectum heb weggedroomd hebt weggedroomd heeft weggedroomd hebben weggedroomd hebben weggedroomd hebben weggedroomd
Voltooid verleden tijd had weggedroomd had weggedroomd had weggedroomd hadden weggedroomd hadden weggedroomd hadden weggedroomd
Toekomende tijd II zal weggedroomd hebben zult weggedroomd hebben zal weggedroomd hebben zullen weggedroomd hebben zullen weggedroomd hebben zullen weggedroomd hebben
Conditionalis II zou hebben weggedroomd zou hebben weggedroomd zou hebben weggedroomd zouden hebben weggedroomd zouden hebben weggedroomd zouden hebben weggedroomd
Imperatief - droom weg - - droomt weg -

Verben ähnlich wie wegdromen

Konjugierte Verben vor und nach wegdromen

« wegdromen »