Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | russificerend |
Tegenwoordig en verleden deelwoord | gerussificeerd |
Art/Gattung | ik | jij | hij/zij/het | wij | jullie | zij |
Presens | russificeer | russificeert | russificeert | russificeren | russificeren | russificeren |
Imperfect | russificeerde | russificeerde | russificeerde | russificeerden | russificeerden | russificeerden |
Toekomende tijd I | zal russificeren | zult russificeren | zal russificeren | zullen russificeren | zullen russificeren | zullen russificeren |
Conditionalis I | zou russificeren | zou russificeren | zou russificeren | zouden russificeren | zouden russificeren | zouden russificeren |
Perfectum | heb gerussificeerd | hebt gerussificeerd | heeft gerussificeerd | hebben gerussificeerd | hebben gerussificeerd | hebben gerussificeerd |
Voltooid verleden tijd | had gerussificeerd | had gerussificeerd | had gerussificeerd | hadden gerussificeerd | hadden gerussificeerd | hadden gerussificeerd |
Toekomende tijd II | zal gerussificeerd hebben | zult gerussificeerd hebben | zal gerussificeerd hebben | zullen gerussificeerd hebben | zullen gerussificeerd hebben | zullen gerussificeerd hebben |
Conditionalis II | zou hebben gerussificeerd | zou hebben gerussificeerd | zou hebben gerussificeerd | zouden hebben gerussificeerd | zouden hebben gerussificeerd | zouden hebben gerussificeerd |
Imperatief | - | russificeer | - | - | russificeert | - |
Verben ähnlich wie russificeren
Konjugierte Verben vor und nach russificeren
Mehr Handlungen für russificeren