Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien
Tegenwoordig en verleden deelwoord dirigerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gedirigeerd
Art/Gattung ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens dirigeer dirigeert dirigeert dirigeren dirigeren dirigeren
Imperfect dirigeerde dirigeerde dirigeerde dirigeerden dirigeerden dirigeerden
Toekomende tijd I zal dirigeren zult dirigeren zal dirigeren zullen dirigeren zullen dirigeren zullen dirigeren
Conditionalis I zou dirigeren zou dirigeren zou dirigeren zouden dirigeren zouden dirigeren zouden dirigeren
Perfectum heb gedirigeerd hebt gedirigeerd heeft gedirigeerd hebben gedirigeerd hebben gedirigeerd hebben gedirigeerd
Voltooid verleden tijd had gedirigeerd had gedirigeerd had gedirigeerd hadden gedirigeerd hadden gedirigeerd hadden gedirigeerd
Toekomende tijd II zal gedirigeerd hebben zult gedirigeerd hebben zal gedirigeerd hebben zullen gedirigeerd hebben zullen gedirigeerd hebben zullen gedirigeerd hebben
Conditionalis II zou hebben gedirigeerd zou hebben gedirigeerd zou hebben gedirigeerd zouden hebben gedirigeerd zouden hebben gedirigeerd zouden hebben gedirigeerd
Imperatief - dirigeer - - dirigeert -

Verben ähnlich wie dirigeren

Konjugierte Verben vor und nach dirigeren

« dirigeren »