Gesamte Verbformen: 52
Imperative und Partizipien
Tegenwoordig en verleden deelwoord destinerend
Tegenwoordig en verleden deelwoord gedestineerd
Art/Gattung ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens destineer destineert destineert destineren destineren destineren
Imperfect destineerde destineerde destineerde destineerden destineerden destineerden
Toekomende tijd I zal destineren zult destineren zal destineren zullen destineren zullen destineren zullen destineren
Conditionalis I zou destineren zou destineren zou destineren zouden destineren zouden destineren zouden destineren
Perfectum heb gedestineerd hebt gedestineerd heeft gedestineerd hebben gedestineerd hebben gedestineerd hebben gedestineerd
Voltooid verleden tijd had gedestineerd had gedestineerd had gedestineerd hadden gedestineerd hadden gedestineerd hadden gedestineerd
Toekomende tijd II zal gedestineerd hebben zult gedestineerd hebben zal gedestineerd hebben zullen gedestineerd hebben zullen gedestineerd hebben zullen gedestineerd hebben
Conditionalis II zou hebben gedestineerd zou hebben gedestineerd zou hebben gedestineerd zouden hebben gedestineerd zouden hebben gedestineerd zouden hebben gedestineerd
Imperatief - destineer - - destineert -

Verben ähnlich wie destineren

Konjugierte Verben vor und nach destineren

« destineren »